‘Kom, we gaan wandelen.’
Ik kijk hem verschrikt aan. Ik heb geen jas bij en de buitentemperaturen flirten met het vriespunt. Alsof hij mijn gedachten kan raden, zegt hij: ‘Je krijgt het wel warm van de beweging.’
Ik zucht als ik de deur van zijn dure Mercedes open doe en mezelf van de bruin leren passagiersstoel laat glijden. Waarom kan ik hem nooit iets weigeren?
Mijn adem vormt wolkjes in de lucht en mijn neus kleurt al na een paar seconden rood van de koude wind, maar ik laat me niet kennen en ik hol hem achterna in de richting van het verharde wandelpad langs de eindeloze vaart. Zwijgend lopen we een paar minuten langs elkaar. Wat is het hier altijd heerlijk rustig. In de verte horen we het geraas van auto’s op de nabijgelegen snelweg, op het water liggen een paar waterhoentjes gezellig samen te dobberen, absoluut niet gehinderd door de koude temperatuur van het water. Hoe doen die dat toch? Ik krijg het al koud bij de gedachte aan minder dan twintig graden.
Ik schrik als hij plots de stilte verbreekt. ‘Ik wil je neuken’. Mijn mond valt open en in een reflex draai ik mijn hoofd in zijn richting. Het is niet zozeer de mededeling die me verrast –hij zegt dit wel vaker, heel vaak eigenlijk – maar wel de plaats en de tijd. Want ook al zei hij het er niet bij, ik weet dat hij nu bedoelt. Hier en nu.
‘Maar het is kou-oud’, jammer ik, ook al weet ik dat het geen zin heeft. Zei ik al dat ik hem niets kan weigeren? Heel vervelend is dat.
Hij neemt niet eens de moeite om te reageren op mijn protest, stapt doelbewust van het verharde pad af, door de graskant in de richting van een paar bomen en verdwijnt. Ik loop hem gejaagd en mokkend achterna. ‘Als hij maar niet denkt dat ik kleren uittrek…’
Hij staat me grijnzend aan te kijken als ook ik de weg naar tussen de bomen heb gevonden. Het ging moeizaam. Leren laarsjes met naaldhakken zijn niet gemaakt om takken en verdorde bladeren te trotseren.
Hij gunt me geen seconde om op adem te komen. Vanaf het moment dat zijn lippen gretig de mijne raken en zijn tong dwingend op zoek gaat naar die van mij, vergeet ik al mijn eerdere weerstand. Na een minutenlange hevige zoenpartij – een hand verstrengeld door mijn haren, andere hand stevig om mijn borst geklemd – duwt hij me plots van zich af. Ik hap naar adem als hij zijn handen op mijn heupen legt en me in één vlotte beweging 180 graden draait, zodat ik met mijn rug tegen hem aan kom te staan.
Ik moet moeite doen om niet voorover te vallen als hij mijn zwarte wollen jurkje omhoog duwt en ruw mijn dikke zwarte panty naar beneden trekt. Een thermische panty, speciaal gemaakt voor koukleumen als ik. De koude wind streelt de huid van mijn billen.
En toch vergeet ik alles om me heen. In mijn hoofd is nog slechts plaats voor één gedachte: ik wil hem in me. Nu. Diep. Helemaal. Onbewust duw ik mijn kont naar achteren, buig mijn bovenlichaam naar voor terwijl ik met mijn ene hand steun tegen een boom. Mijn voeten gaan als vanzelf wat verder uit elkaar staan, terwijl ik hoor hoe hij de gesp van zijn riem losmaakt en de rits van zijn jeansbroek open doet.
Hij omklemt mijn hals met zijn ene hand, terwijl hij de andere gebruikt om zijn keiharde penis bij me naar binnen te duwen. Hij glijdt zonder moeite in me, het bewijs van mijn immense verlangen naar hem. ‘Oh, wat voelt dit goed’, kreunt hij in mijn oor en ik glimlach, want bij mij voelt het net zo.
Hard en dwingend stoot hij bij me naar binnen, op zoek naar het perfecte ritme. Ik heb het lastig om te blijven staan, maar hij heeft me stevig vast, zijn arm rond mijn middel. Zijn ademhaling klinkt gejaagd als ik er af en toe zelfs in slaag om tegendruk te geven. Hij blijft genadeloos stoten, steeds harder en sneller en ik voel hoe de spieren in mijn onderbuik zich opspannen als in een vruchteloze poging om hem in me te houden. Hij en ik, dit, hier, er is nu alleen maar dat.
En dan, onverwachts en plots, verdwijnt hij uit me en geeft hij me een duw in mijn rug waardoor ik een halve meter naar voor stap. Ik moet even moeite doen om mijn evenwicht te vinden.
Nog voor ik weer kan nadenken, hoor ik hem grommen. ‘Genoeg.’
Ik trek een pruillip als ik mijn nog warme panty op zijn plaats trek en mijn kleed gauw wat fatsoeneer. Neen, het was niet genoeg. Het is nooit genoeg.
Maar koud heb ik het in ieder geval niet meer.